Ga naar de inhoud

Tekst ontleend aan boekje “de Minderbroederskerk” van de serie “Grote Monumenten Roermond”.

1500

Geschiedenis van de Protestantse Gemeenschap in Roermond

In de 16e eeuw werd vanuit Roermond een levendige handel gedreven met de Duitse steden en dorpen, vooral die in het Rijnland. Handelaren kwamen hierdoor in aanraking met de volgelingen en de leer van Luther. Ze vertelden daarover eerst in het geheim, thuis, maar later steeds meer in het openbaar. Dat gebeurde al in de eerste jaren van de hervorming. Roermondenaren trokken in groepjes naar o.a. Heinsberg en Wassenberg om naar Lutherse predikanten te luisteren.  Hier vonden bijeenkomsten plaats in de open lucht. We kennen ze onder de naam “hagenpreken”. Vervolging en bestraffing door de Rooms-katholieke overheid bleef niet uit. De bij huiszoeking gevonden boeken van de nieuwe leer, vooral het Nieuwe Testament van Luther, werden in 1523 in Roermond op de Markt verbrand. Deze boeken waren pas 2 jaar eerder verschenen. Jacob van Lovendaal, een Lutherse predikant, die hier in de regio actief was, werd in 1530 opgepakt. Zijn tong werd doorgestoken en vervolgens werd hij verbrand. Bekend is dat hij er tussen 1550 en 1566 geregeld bijeenkomsten plaatsvonden op de hoeve Muggenbroek, met een vaste Luthers predikant, Ludovicus Ornaeus. Veel Roermondenaren gingen de stad uit om naar hem te luisteren. De magistraat probeerde dat te beletten door de poorten te sluiten, maar op 5 september 1566 werd de predikant in het geheim de stad ingebracht, waar hij zijn preken hervatte. In opdracht van de landvoogdes Margaretha van Parma bemoeide de stadhouder zich ermee en werd de magistraat opgedragen de predikant uit de stad te verdrijven. Veel burgers namen dit niet en het verzet werd zo groot dat men de parochiekerk bestormde. Tenslotte ontaardde de hele toestand in een gruwelijke beeldenstorm, waarbij kerken werden geplunderd, altaren en beelden verbrand en veel kunstschatten vernield. Hoewel dat alles door een kleine groep werd uitgevoerd is het wel oogluikend toegelaten. Men nam de kathedrale H. Geestkerk (hoek H. Geeststraat en Munsterstraat) in bezit en Hendrik Dibbetz vormde een gemeente. In april 1567 werd hij toch uit de stad verjaagd en slaagde de regering erin alle godsdienstige nieuwigheden uit te bannen. In juni 1567 preekt Dibbetz opnieuw bij Muggenbroek (Guliks gebied). De magistraat liet de poorten sluiten zodat de predikant niet opnieuw de stad in kon worden gebracht. Een groot aantal personen, ongeveer 500, dat naar een van die predikingen was gegaan, vond bij terugkomst de poorten gesloten. Het verzoek om binnengelaten te worden, om de vrouwen en kinderen te halen, werd geweigerd. Deze vrouwen en kinderen werden vervolgens met touwen van de stadsmuren neergelaten. Bij de komst van Alva werden de uitgeweken mensen gedagvaard om rekenschap af te leggen over hun daden tijdens de ongeregeldheden. Een 18-tal werd schuldig bevonden aan de beeldenstorm en streng gestraft. Zij werden onthoofd. In 1569 had Alva het gezag in Roermond in Roermond hersteld en kreeg bisschop Lindanus (als eerste bisschop was hij al in 1562 benoemd) gelegenheid bezit te nemen van zijn bisdom. Hij maakte eerst schoon schip in eigen kerk en bestreed daarna heftig de Reformatie.

Drie jaar later, op 24 juli 1572, werd de stad veroverd door Willem van Oranje. Dibbetz komt als predikant weer terug, maar dat duurt niet lang, want in oktober 1572 komen de Spanjaarden weer terug. Door het streng optreden van bisschop Lindanus, die weer bezit nam van zijn bisschoppelijk paleis en voortdurend het aantal mensen ter communie liet tellen, namen de protestanten weer spoedig in aantal af. Toen Lindanus in 1588 Roermond verliet en opgevolgd werd door bisschop Cuyk, waren zo goed als alle Roermondenaren tot het oude geloof teruggebracht.

1600

Na de ook strenge bisschop Cuyk volgde bisschop Van den Borg in 1611. Deze trad tegen de protestanten minder streng op. Toen in 1632 Roermond weer aan de Staatsen kwam, vluchtte bisschop Van den Borg niet. Hij moest wel een kerk aan de protestanten afstaan. Aangewezen werd het kapelletje Begijnhof, maar daar namen zij geen genoegen mee. Hun nieuwe bedehuis werd de kathedrale kerk, de H. Geestkerk. In de volgende vijf jaar was het aantal Hervormden groot. Twee predikanten bedienden de gemeente, Larsilius Rotarium en Hermerus Lachius. Voor het eerst moest de protestantse kerk door de katholieken worden erkend. In 1637 namen de Spanjaarden de stad weer in en spoedig was het merendeel van de Roermondenaren weer bij de oude moederkerk. Telkens als de Reformatie opnieuw gevestigd werd, waren het vooral de huursoldaten, die als hun vertegenwoordigers optraden. Veel inwoners gingen dus over uit vrees en om aan vervolging te ontkomen. Na 1637 bleef de stad aan de Spaanse zijde. Er waren niet veel protestanten meer te vinden. Ook de standsbrand in 1665 en de pestziekte, die daarop volgde, heeft in deze kleine gemeenschap danig huisgehouden.

 

1700

Tot 1702 duurde het bewind van de Spanjaarden. Toen namen de geallieerden de stad weer in en werd de H. Geestkerk weer een garnizoenskerk voor de Hervormde eredienst. Er werden twee predikanten aangesteld, Johannes Schutter en van Asten voor militairen en burgerij. Deze toestand duurde tot 1716, toen de stad ingevolge het Barrière-traktaat van 1715 onder bewind van de Oostenrijkse Habsburgers kwam. De uitoefening van de protestantse eredienst werd weer verboden. De laatste protestantse familie Vermaasens verliet de stad in 1739.

1800

In 1815 werd de vrijheid van godsdienst ingevoerd en de vorming van een Hervormde Gemeente kon plaatsvinden. De Garnizoenspredikant van Stevensweert, ds. W.J. Begemann, had zo nu en dan al voor het garnizoen van Roermond godsdienstoefeningen gehouden. Bij Koninklijk Besluit van 15 januari 1817 werd de garnizoensgemeente van Stevensweert samengevoegd met die van Roermond. Na 101 jaar uiteindelijk weer een eigen godsdienstoefening voor de protestanten! Onvermoeibaar begint de krachtfiguur van dominee Begemann te pleiten voor een eigen kerkgebouw. Tot drie keer toe bij de koning zelf. Na een roerige tijd met samenkomsten in het Tribunaal, het molesteren van de protestanten door de bevolking, wordt dan op 14 november 1819 in een regeringsmissive voor het eerst de Minderbroederskerk genoemd, het gebouw waar bakker Cuypers zijn oven had en nog steeds een hooimagazijn van de huzaren gevestigd was. Fel was het protest van dominee Begemann tegen de aanwijzing van deze zo zeer in verval verkerende kerk. Hij wilde de oude kerk afbreken en van het materiaal een kleine nieuwe bouwen, net zoals hij in Stevensweert had gedaan. Protesten hebben geen succes, want op 20 juni 1820 valt het Koninklijk Besluit: de Minderbroederskerk zal Protestantse kerk zijn. In 1847 wordt een zondagsschool opgericht en op 5 november 1847 wordt de Protestantse basisschool officieel geopend. In de kerk wordt een leslokaal ingericht. Het gebouw naast de kerk, het huidige Ontmoetingscentrum, wordt als school in gebruik genomen in 1898. Nog steeds gaat de organisator dominee Begemann voort en op 14 april 1850 richt hij een protestantse zangvereniging op. Een paar jaar later komt de bewaarschool tot stand, die gevestigd wordt in een huis van de diaconie der kerk; een huis in de Minderbroedersstraat. In 1887 kwam een comité tot stand met als doel een tehuis op te richten voor onvermogende zieke protestanten. Het huis der diaconie werd daarvoor gehuurd. De Protestantse bewaarschool, die in het huis der diaconie was gevestigd, had inmiddels haar eigen gebouw in de Zwartbroekstraat.

 

1900

In de Tweede Wereldoorlog werd de gemeente zwaar getroffen; haar predikant dominee Hoogendijk kwam als slachtoffer van de nazi-terreur in het concentratiekamp van Buchenwald om het leven. Belangrijk wordt het jaar 1973, waarin werd besloten tot het samengaan van de Hervormde Gemeente en Gereformeerde Kerk in Roermond. De gereformeerden vormden een kleine bevolkingsgroep in Roermond. In 1920 werd aan de Kapellerlaan een kleine kerk gebouwd, vooruitlopend op de verwachte aanleg van een kolenmijn bij Vlodrop. Dat zou een grote toeloop van nieuwe inwoners uit Noord-Nederland ten gevolge hebben. De kolenmijn is er echter nooit gekomen. We kunnen vaststellen dat de geschiedenis van het protestantisme in Roermond een bewogen geschiedenis is.

2000

Op een later moment heeft de Protestantse gemeente gekozen voor de naam “Reformatorische Kerkgemeenschap” en in 2004, na het samengaan van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Lutherse Kerk tot de Protestantse Kerk Nederland, voor: “Protestantse Gemeente Roermond”.